Wie bent u eigenlijk?
De afdeling waar ik werk is sinds het begin van dit schooljaar verrijkt met 2 gepassioneerde stagiaires en een minstens zo gepassioneerde leerling. In al hun leergierigheid stelde zij alle drie mij dezelfde twee vragen:
- Broeder Joost, hoe komt het toch dat jij, in al je verpleegkundige glorie, zo immens supertof en evenredig charismatisch bent, terwijl je ondanks al deze supergoede eigenschappen, waar Florence Nightingale bij verbleekt tot een nietszeggend hoopje huid, altijd toch zo bescheiden blijft?
- Broeder Joost, waar kan ik de achtergrond informatie vinden van onze bewoners?
Op de eerste vraag kan ik dan antwoorden dat ik dat ook niet weet. Is een gave. Zo ben ik geboren. Ik adviseer iedereen dan ook op te houden zichzelf met mij te vergelijken, want je zou er maar depressief van worden.
Op de tweede vraag doe ik wat langer over het antwoord. Sinds de overgang van papieren dossiers naar elektronische patienten dossiers (EPD) is er een hoop informatie verloren gegaan. Dit is niet alleen in de instelling waar ik nu werk, dit is wat ik op verschillende werkplekken heb gemerkt. Bij een nieuwe opname wordt doorgaans wel gevraagd naar wat achtergrond, maar helemaal optimaal gaat dit nog niet altijd. En dit is jammer, want die achtergrond informatie is juist zo cruciaal in de dagelijkse praktijk.
Het leergierige trio ging dus op zoek naar papieren dossiers ergens in een stoffig magazijn en vonden uiteindelijk wat zij zochten: informatie over muzieksmaak, werkverleden, geboorteplaatsen, gezinsamenstellingen, etcetera. Puur medisch van niet heel veel relevantie, maar in je benadering juist wél.
Een effectieve benadering van een bewoner staat of valt met wat je van hem of haar weet. Kleine schakelingen in de manier van praten kunnen een bewoner nét iets meer activeren of motiveren, dan wanneer je een standaard zinnetje afspeelt. Bij mevrouw Jansen helpt het om heel beleefd te blijven, bij meneer Dirks kan het niet schuin en plat genoeg zijn, bijna horizontaal.
En daarom is het zo jammer, dat deze informatie niet altijd beschikbaar is. Dit heeft, volgens Broeder Joost, twee redenen:
Een groep bewoners heeft ooit een ouderwets papieren dossier gehad. Dit ligt stof te happen in een donker magazijn ergens in een kelder, wachtend op een leergierige stagiaire die het eens openslaat. Bij de implementatie van het EPD is een groot deel van dit dossier niet ingescand, want dat is te veel werk (ongeveer 100 pagina's per bewoner, maal een hele hoop bewoners, doe de wiskunde).
Een andere groep bewoners werden opgenomen toen er al een uitgebreid EPD was, maar die intake is door een tak van een instelling gedaan die weinig belang heeft bij al die achtergrond informatie. Normaal gesproken komen mensen aan het begin van hun dementie-proces eerst op een dagopvang of krijgen minimale begeleiding thuis. Die periode is al stressvol genoeg, ik kan begrijpen dat een diepte-interview van een paar uur iets is dat men liever overslaat. Dat die informatie later in de rit juist zo van belang is, staat men nog niet genoeg bij stil.
En wat ik vooral merk is dat wanneer iemand klinisch op een afdeling verblijft, er weinig ruimte gemaakt wordt om die achtergrond informatie te verzamelen en te rapporteren. Ook Broeder Joost maakt zich hier aan schuldig, en moet het hebben van het leergierige trio dat wél bereid is deze inventarisatie te verzorgen. Doorgaans weet het zorgpersoneel een hele hoop van bewoners, maar wordt die informatie vooral mondeling aan elkaar doorgegeven, en is het voor nieuw personeel niet digitaal te raadplegen. En dat is jammer.
Broeder Joost neemt zich voor om bij een nieuwe opname een bewoner te onderwerpen aan een politie-verhoor zoals je in films ziet. 'Waar was jij woensdagavond om 22:00? Kun je dat bewijzen?'
Nee, dat is een grapje. Maar hij gaat er wel (meer) werk van maken. Dan kan het leergierige trio ook eens rustig zitten met een bakje koffie.